CJMA COMMUNITY

Elektrische apparaten testen volgens de NEN 3140 Hemmink

페이지 정보

profile_image
작성자 Frank
댓글 0건 조회 5회 작성일 24-08-02 05:04

본문

Bij geaarde systemen wordt de isolatieweerstand indirect bepaald door de hoogte van de lekstroom. De klassieke voorziening hiervoor is de aardlekschakelaar (RCD) die bij overschrijding van een bepaalde lekstroom de installatie of de verbruiker uitschakelt om gevaar te voorkomen. Lekstroombewakingsapparaten (RCM) worden vaak gebruikt in gevallen waarbij uitschakeling een negatief effect kan hebben op de werking, bijvoorbeeld IT-systemen. In tegenstelling tot nieuwe elektrische installaties (NEN 1010) door aanwijzing via het bouwbesluit, is er geen wettelijke verplichting om de veiligheid van elektrische installaties te garanderen.
Lekstroom is erg gevaarlijk, want het kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat een wasmachine of broodrooster aan de buitenkant onder spanning komt te staan. Een goed functionerende ALS is dus essentieel voor een veilige woning en daarom is regelmatig testen heel belangrijk. Een goede aardingsvoorziening is belangrijk zodat bij een fout in de installatie die veilig wordt uitgeschakeld. De aardingsvoorziening wordt dan gebruikt voor beschermingsdoeleinden, maar die is ook nodig om problemen met overspanningen en dergelijke te voorkomen. Deze voorzieningen moeten niet afzonderlijk worden aangelegd; er dient een adequaat aardingsconcept te zijn waarbij aan de eisen voor veiligheid, functionaliteit en bliksembeveiliging wordt voldaan. In een TT-stelsel worden aardelektroden gebruikt om het aardfoutcircuit te realiseren.
De weerstand van de beschermingsleiding moet zo laag mogelijk zijn. Indien er namelijk een aardsluiting plaatsvindt, zal de kortsluitstroom via aarde weg gaan en niet, bij aanraking, via het menselijk lichaam (de weg van de minste weerstand). Hoe lager de weerstandswaarde, hoe hoger de kortsluitstroom (wet van Ohm), zodat de beveiliging zo snel mogelijk zal aanspreken. In de onderstaande tabel staat aangegeven wat aan welke toestellen gecontroleerd moet worden en wat de grenswaarden zijn. In de werkinstructie moet uiteraard ook worden aangegeven volgens welke stappen gecontroleerd wordt. Een administratieve controle, waarbij het ééndraadschema als het situatieplan van uw elektrische installatie worden bekeken.
De testen die zijn opgenomen zijn als dusdanig opgesteld dat ze ook in die volgorde uitgevoerd moeten worden. Dat is ‘simpel’ te verklaren omdat met het volgen van de testen ook de veiligheid van de ‘tester’ zelf geborgd wordt. Alle voorgaande testen zoals het bepalen van de impedantie (‘Aarding (More Information and facts)’) moet daarvoor bepaald zijn om mogelijk letsel door fouten in onder andere de bedrading te voorkomen. Bij klasse II hulpmiddelen is de standaard meting met 500 Vdc de belangrijkste veiligheidsmeting. De omschreven meetmethode in de norm is juist; 500 V DC tussen metalen [aarde] en actieve [fase en nul] delen.
Nieuwe installaties zijn verplicht om direct een keuring uit te voeren. Daarnaast is het verstandig om op de hoogte te blijven van de lokale wetgeving, doordat dit vereisten beïnvloed en helpen risicoanalyses vaak gevaren te identificeren. Relevant voor alle elektrotechnici, die elektrische installaties testen en nagaan of ze veilig en conform de wet functioneren. Vertrouw op onze deskundigheid voor een grondige evaluatie van uw elektrische installatie. Onze diensten omvatten metingen van spanning, stroom, aardingsweerstand, isolatie, kortsluitstromen en nog veel meer.
Omdat zo’n kachel altijd in ‘koude toestand’ getest wordt, kan de isolatieweerstand niet goed worden gemeten. Het alternatief hiervoor is de meting van de vervangende lekstroom. Deze vraag wordt beantwoord door de meting van de isolatieweerstand.
Een NEN 3140 keuring is een periodieke inspectie procedure voor elektrische installaties en apparatuur. Tijdens een NEN 3140 keuring worden de elektrische installaties en apparatuur van een bedrijf geïnspecteerd door een gekwalificeerd technicus. Deze technicus kijkt onder andere naar hoe oud de installatie is, de personen die de installatie gebruiken, de richtlijnen van de fabrikant en de omgevingsomstandigheden.